De diagnose

In 2018 kreeg mijn vader de diagnose Alzheimer. Ik weet nog heel goed toen mijn vader en moeder het aan mij vertelden. Zij zaten op de bank en ik kwam thuis van sporten. Het hoge woord kwam eruit dat mijn vader dementie had. Mijn eerste reactie was opluchting. Mijn vader had al twee jaar lang wat rare trekjes, had weinig coördinatie en klussen ging niet meer. Nu wisten wij eindelijk wat er aan de hand was. Zelf wist ik wel wat dementie inhield, maar ik had er nog nooit mee te maken gehad.

Mijn vader had geen dementie. Dat zei hij zelf. Dit is een typerende uitspraak voor iemand met dementie. Dit leidde wel vaak tot discussie. Waar ik vaak behoefte had om er even over te praten, werd het al snel in de doofpot gestopt door papa. Dit begreep ik natuurlijk ook van zijn kant. Dit was ook een proces voor hem, het idee dat je dement bent en hieraan uiteindelijk zal overlijden. Het idee dat je straks niet meer weet wat de wereld is en wie degene nou zijn waar je van houdt. Mijn vader had daarom ook behoefte aan een second opinion. Uiteindelijk is dit er nooit van gekomen.

De diagnose gaf hem alleen maar nadelen. Bijvoorbeeld voor het rijbewijs. Hij moest nu elk jaar opnieuw van het CBR een rijexamen doen. De eerste keer had hij het gehaald. Maar ik stapte al met lichte paniek in de auto als hij ging rijden. Zelf wist hij het ook wel, en liet hij mijn moeder vaker rijden. De tweede keer was hij gezakt. Mijn moeder en ik waren opgelucht, want het was ook niet meer veilig. Mijn vader was daarentegen ontzettend boos. Alweer iets wat van hem is afgenomen. Wat ik mij kan voorstellen dat het een gevoel van onmacht is.

In deze tijd voelde ik mij vaak hulpeloos, onbegrepen en gefrustreerd. Ik kreeg geen begrip van leeftijdsgenoten, wat natuurlijk te begrijpen is. Ik mocht het er niet over hebben met familie, want dat vond papa verschrikkelijk.